Brons, Hofman
Op de begraafplaats van Farmsum ligt het kindergrafje van Heiltje Brons, geboren op 9 augustus 1896 in Farmsum. Ze overleed twee jaar later op 31 oktober 1898 in haar geboorteplaats. Ik werd erop geattendeerd dat haar vader de fabrikant was, die veel voor het motorwezen heeft betekent.

Jan Brons
Jan werd als oudste zoon geboren op 20 januari 1865 in Wagenborgen. Zijn vader Tjako was timmerman, hij verdiende de kost voor zijn vrouw Heiltje en 6 kinderen, waarvan er 5 volwassen werden. Twee zonen, vernoemd naar hemzelf, werden respectievelijk een week en 22 jaar oud.
Jan Brons bezocht de lagere school in Wagenborgen – de enige school in zijn leven. Maar het was nog een “ouderwetsche” school met een hoofd, die de kunst verstond om leergierige jongens met een scherp verstand voldoende kennis voor hun hele verdere leven bij te brengen!
Dikkop-tarwe
In 1947 is Jan geïnterviewd voor een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden i.v.m. het 40-jarig jubileum:
Wat zou de heer Brons zijn geworden als er in onze provincie eens geen dikkop-tarwe was verbouwd? Ogenschijnlijk een eigenaardige vraag, die een nadere uitleg nodig maakt. Het antwoord luidt echter: waarschijnlijk ook directeur van een motorenfabriek. Want de motor beheerst als het ware zijn leven en zijn constructieve geest en zijn grote gaven van hoofd en hart maakten hem voorbestemd om leiding te geven.
Op 12-jarige leeftijd kwam de jonge Brons bij zijn vader in het bedrijf en het was toen, dat zij een karweitje opknapten op een boerderij in Tjuchem. De landbouwer had daar voor het eerst dikkop-tarwe verbouwd. Een gewas, dat er heel goed voorstond, maar de boer klaagde er over, dat de dikkop-tarwe zich niet met the blok liet dorsen, zoals toen nog de gewoonte was. Papa Brons maakte toen gekscherend de opmerking, dat hij er dan maar een dorsmachine voor moest bouwen. Op dat moment werd er niet verder op ingegaan, maar enige tijd later kwam de landbouwer in Wagenborgen en zei tegen timmerman Brons: Ie hebben lest zegt, dat ien ’n dörsmesien moaken wollen. Main ie dat? Dou ’t din moar!
Brons Sr. bouwde met behulp van zijn zoon een dorsmachine, door paardenkracht gedreven, met behulp van een rosmolen. Hij bouwde een tweede en verhuurde die. Maar voor het zover was, moesten er verschillende gereedschappen komen. Zelfs een met de hand gedreven – hoofdzakelijk van hout gemaakte – draaibank van eigen fabrikaat verscheen in de werkplaats te Wagenborgen. Enige jaren later kwam er in Oterdum een dorsmachine en ten einde raad werd toen besloten om de “jongen” Brons uit Wagenborgen te vragen of hij het dorsstel weer kon laten functioneren. Dat lukte! En als machinist had Jan Brons alle gelegenheid om de machine tot in details te bestuderen. Een gelegenheid, die met beide handen werd aangegrepen. Brons jr. was er toen van overtuigd, dat hij ook zelf wel locomobielen kon maken en kort daarop werd hiermee een aanvang gemaakt.
Foutje
De eerste stap in de richting van de motoren werd een mislukking, omdat de vertaler van een Engels studieboekje voor het woord Petrol (dat immers benzine betekent) ons woord petroleum had gezet. De door de heer Jan Brons gebouwde motor weigerde – allicht! – te werken. Inmiddels was de familie Brons in 1892 verhuisd naar Farmsum, waar in hoofdzaak werd gewerkt aan locomobielen en dorsmachines, terwijl men zich ook ging toeleggen op het repareren van scheepsmachines.
In die tijd kreeg de houthandel Nanninga te Winneweer een petroleummotor, welke echter noch door de monteur, noch door de fabrikant in werking gesteld kon worden. Ook nu werd de heer Jan Brons uit Farmsum om hulp en raad gevraagd. Hij kwam en nog dezelfde dag draaide de motor. De reis Farmsum-Winneweer had ook tot gevolg, dat de heer Brons de fout van zijn eigen motor leerde kennen. Hij bevestigde aan zijn motor een vergasser en … klaar was het. Aanvankelijk moest er doorlopend een lamp onder branden om de vergasser warm te houden, maar al snel werd de constructie zodanig, dat de lamp overbodig werd en de vergasser tijdens het in bedrijf zijn van de motor vanzelf warm bleef.

De Bronsmotor
De heer Brons werd motorenfabrikant! In 1897 of 1898 bouwde hij o.a. een omnibus met een petroleummotor, welke dienst deed tussen Beilen en Assen. De eerste motoromnibus in het noorden van het land.
De grote tentoonstelling in 1903 in Groningen gehouden, bracht o.a. ook een Werkspoor Dieselmotor, die uiteraard de volle aandacht van Jan Brons had en voor hem aanleiding werd om ook eens van vergasserontsteking in de richting van compressiewarmte-ontsteking te werken. Hij bouwde een dieselmotor, maar de hogedruk-brandstofpomp en de hoogdrukcompressor, die er bij nodig waren, gaven bij de toen beschikbare middelen zeer grote moeilijkheden. Dit had tot gevolg, dat de heer Brons voor de luchtverstuiving iets anders zocht. De oplossing werd, dat de brandstof in een bakje werd toegelaten, dat door kleine gaatjes in verbinding stond met de cilinder. Daarin ontstond een voorexplosie, doordat een deel van de brandstof verdampte en tot ontbranding kwam. De door de explosie veroorzaakte hogere druk bracht de rest van de brandstof in de cilinder en verbrandde daar verder. De Bronsmotor was geboren! In verschillende landen werd patent aangevraagde en verkregen.

In bedrijf
In 1904 of 1905 kwam Jan Brons in contact met Ing. D. Bonthuis Tonkes van Appingedam. Het resultaat was, dat in 1906 de Naamloze Vennootschap Appingedammer Bronsmotorenfabriek werd opgericht, die in Appingedam werd gevestigd en waarvan als directeuren de heren Brons en Bonthuis Tonkes optraden. Op 2 april 1907 opende de fabriek haar poorten en 43 werklieden begonnen met het maken van de Bronsmotor, di een dermate goede ontvangst genoot, dat het personeel aan het eind van dat jaar 72 man sterk was, terwijl he tin 1910 tot ruim 100 was aangegroeid. In laatst genoemd jaar kwam ook de eerste uitbreiding tot stand. In 1911 werd begonnen met de eigen gieterij, in 1912 werd een stuk aangebouwd bij de fabriek, in 1917 bij de gieterij, in 1924 weer bij de fabriek, terwijl in 1929 zowel fabriek als gieterij werden uitgebreid.
Ongeveer 3.000 motoren zijn gebouwd, zowel van de oorspronkelijke 4 tact als van de 2 tact, waarmee in 1926 de eerste proeven werden genomen. Voor 1914 ging 99 procent van de productie naar Indië, waar op de plantages tal van Bronsmotoren werden aangetroffen. Na 1920, toen de inzinking in Indië kwam, heeft men zich meer op de binnenlandse markt toegelegd en speciaal op de binnenvaart en kustvaart. Van de 450 in 1940 hadden er niet minder dan 152 een Bronsmotor!
De toekomst (lees: vanaf 1947)
Over de toekomst kunnen optimistische geluiden worden vernomen, al temperen bijkomstige omstandigheden deze enigszins. Orders zijn er volop, maar de grondstoffenpositie geeft wel eens moeilijkheden. En dan vooral het nijpend gebrek aan vaklui. In de fabriek werken thans een 300 man, maar men zou er meer kunnen gebruiken. Gedurende de oorlogsjaren heeft de opleiding min of meer stil gestaan, terwijl er vanwege de leeftijdsgrens wel regelmatig afvloeiing plaats vindt. Weliswaar is nu ook zelf de opleiding ter hand genomen, maar een vakbekwaam monteur of draaier is niet in een paar maanden te vormen!
Maar genoeg hierover. Bij dit dubbele jubileum is er reden tot vreugde. De krasse nog altijd actieve stichter van de fabriek ziet op deze dag een bloeiend bedrijf, volop in werking. Een bedrijf, dat ook voor Appingedam economisch bekeken van zoveel belang is daar er niet minder dan f 780.000 per jaar aan loon wordt uitgekeerd. De enige schaduwzijde, welke op dit feest valt, is, dat het de heer Bonthuis Tonkes – die wegens ziekte in 1908 reeds als directeur moest aftreden doch toen zijn krachten als Commissaris aan de fabriek gaf – en ook Ir. G.G. Olthof – die in 1906 als ingenieur aan de fabriek werd verbonden en in 1926, met Ir. T.J. Brons tot mededirecteur werd benoemd – niet meer gegeven is om deze dat mee te maken. Zij hielpen de fabriek mede te worden tot dat wat zij nu is. Hun nagedachtenis wordt door ieder, die aan de Bronsmotorenfabriek is verbonden, nog steeds hoog in ere gehouden.

En daarna
Het is daarna niet altijd makkelijk geweest voor de Bronsfabriek. Het krantenarchief heeft regelmatig over dit bedrijf geschreven:
- 1966 Nieuwe orders voor ruim twee miljoen gulden voor in totaal 14 bronsmotoren, gezamenlijk vermogen van 11.000 pk (Groningse reders)
- 1967 Winst van f. 107.000
- 1971 Samenwerkingsverband Bolnes (Krimpen a/d Lek), Brons (Appingedam) en Industrie (Alphen a/d Rijn) onder de naam Nederlandse Motoren Combinatie
- 1972 Order van 3,3 miljoen gulden voor bouw van voortstuwingsinstallaties van totaal 10.000 pk
- 1973 Omzet gestegen van 11,7 (1972) naar 13,2 miljoen gulden
- 1974 Omzet gestegen naar 15,8 miljoen gulden
- 1977 Miljoenenorder van 6 turbodieselmotoren van 2.400 pk
- 1977 Van de 285 werknemers krijgen er 25 mensen ontslag : sanering
- 1979 Afslanking: 40 werknemers met ontslag. Afzet scheepsmotoren stagneert
- 1981 Uitbreiding Brons Appingedam van 25 personeelsleden
- 1984 Taiwan-orders vallen weg: werktijdverkorting voor 120 personeelsleden
- 1986 Grote order 10 scheepsdieselmotoren
- 1987 35 van de op dat moment 150 banen verdwijnen door stagnerende markt
- 1989 Amerikaans bedrijf Waukesha Engine Division wil Brons Appingedam opkopen

Verdriet
Naast het verdriet om zijn jong overleden broer in 1896, zijn dochtertje en moeder in 1898 en zijn vrouw Harmina Hofman in 1934, heeft Jan dus veel mooie momenten beleefd. Hij overleed op 9 februari 1954, op 89 jarige leeftijd! Jan woonde in een villa naast de fabriek.
Tjako
Zijn (ongetrouwde) kinderen Tjako Jan en Aagtje Heiltje hebben beide de status van ingenieur bereikt. Tjako was, naast directeur van de Bronsfabriek, stimulerend actief in het onderwijs in Appingedam (bestuurslid van de Ambachtsschool en LTS), lid van de Vrijheidsbond en stond hij op de lijst voor de verkiezing van de Provinciale Staten in 1939. Tjako overleed op 22 april 1963 in Rotterdam. De LTS in Appingedam werd in 1966 omgedoopt tot de Ir. T.J. Bronsschool.

Aagtje
Aagtje was een van de eerste afgestudeerde vrouwelijke chemici. Ze zwaaide de scepter over de gieterij van Brons. Ook zij was actief in het onderwijs, ze gaf scheikundeles aan de HBS in Appingedam. Aagtje blies op 23 oktober 1974 in Delfzijl haar laatste adem uit.
Dank aan de heer Stubbe.
Bronnen:
– http://www.allegroningers.nl
– http://www.delpher.nl
– http://www.eemsgoed.nl