Moord bij de Steentilpoort in 1740

 

Afbeeldingsresultaat voor "steentilpoort"
Steentilpoort met linksboven de Poelepoort en rechts het galgenveld aan het Damsterdiep

Heero Carier

In het Nieuwsblad van het Noorden van 14 juni 1962 staat het volgende:

Op zondagmorgen 12 augustus 1740 om zeven komt de 23 jarige zoon Heero van herbergierster Carier bij de Steentilpoort uit het huis en roept naar boven: “Kóóóóópman, kóóóópman!” — Hij krijgt geen antwoord en gaat de kamer van de vreemdelig in, die langzamerhand op moet staan. Hij begint te schreeuwen: “Och God, de man heeft zichzelf vermoord!” Op het bed, in een grote plas bloed, ligt de vreemdeling — een mes in zijn hand — dood. 
In januari daarop volgend wordt diezelfde Heero Carier door de stadbeul terechtgesteld….

Verderop in het artikel:
Zaterdagavond, 11 augustus 1740 tussen 9 en 10 uur. De laatste snik van Delfzijl is te Groningen aangekomen. Een reiziger, uiterlijk gezien een koopman, vraagt het scheepsjagertje hem een herberg aan te wijzen. Deze brengt de man naar een herberg dicht bij de Steentilpoort, waar de weduwe Carier woont met haar zoon Heero. Binnengekomen bestelt de vreemdelingen een kamer voor de nacht en vraag om een “zoopje”. 

Even later gaat hij naar boven, de weduwe Carier brengt hem naar zijn kamer. “Zal ik hier slapen, dat lijkt nogal een goede kamer”, zegt de man. Als de vrouw even later bovenkomt en vraagt, of het bed naar zijn zin is, antwoordt hij: “Zeer wel, had in lang zo goed niet gelegen” en dat ze hem morgen niet vroeg zou wekken.  

En dan volgt de vergeefse poging van Heero om de koopman te wekken. Hij rent naar buiten en slaat alarm bij de wacht. Het politieapparaat treedt in werking. Mr W. R. de Sitter, stadsavocaat-fiscaal, leidt het onderzoek. Nog diezelfde zondagmorgen neemt hij de weduwe Carier en later haar zoon Heero het eerste verhoor af in de Nieuwe Kamer, een afdeling van het Raadhuis. Blijkbaar vertrouwt mr De Sitter de zaak niet en zeer waarschijnlijk staat Heero Carier niet al te gunstig bekend, hij is al eens verdacht van diefstal van een paard op de Damster Markt, want de volgende dagen volgt een uitgebreid onderzoek. Aan de verklaringen van moeder en zoon heeft men geen houvast. Allerlei andere lieden worden verhoord, zoals snikvaarders (de vreemdeling was immers per snik aangekomen), een scheepsjager en twee Hamburger joodse gasten van e herberg, die al 14 dagen bij Carier logeerden. 

De avond tevoren had de ene Jood een poosje bij de ander op de kamer gezeten en met hem een pijp toeback gerookt. De man in de kamer naast hen, de vreemdeling, had  tegen de muur geklopt en gevraagd of ze niet konden stil zijn, omdat hij moe was en wou gaan slapen. Naderhand had de man met de stoel geschuifeld om de kaars af te halen. Meer hadden ze niet gehoord. Een derde Joodse koopman, die naar Amsterdam is gereisd, hebben zij ’s nachts niet horen opstaan of enig rumoer maken. 

Mr De Sitter geeft de schout opdracht deze derde joodse koopman, zeker Mayer Nidele uit Emden, te achterhalen. De soldaat Harmannus van Ringen, die de wacht had voor de Steentilpoort, verklaart dat hij die zondagmorgen om zes uur een leeg jeneveroordt heeft teruggebracht naar de herberg. Op dat moment stond de weduwe iets op te dweilen, maar hij weet niet wat en evenmin wat ze in haar handen had. 

Woensdag 14 augustus komt er een brief uit Appingedam, waarin wordt verteld, dat de dood gevonden vreemdeling Jacob Jans of Jan Jacobs heet. Hij heeft in het Gasthuis aldaar 700 guldens geboden voor een plaatsje. Hij moet wel 800 guldens bij zich gehad hebben.

Het rapport van professor S.H. Croese zegt, dat het mes te bot was om zo’n diepe wond toe te brengen. Bovendien is het niet bebloed. De man ligt erbij of hij een zachte dood is gestorven. Had hij zichzelf de wond toegebracht, dan was er een lange, gruwelijke doodsstrijd gevolgd.
Inmiddels is de Joodse koopman Nidele opgespoord. Hij is de bewuste morgen om zes uur opgestaan. Daar de kamerdeur op slot was, heeft hij op de vloer gestampt. De zoon heeft hem open gedaan. Beneden gekomen heeft hij de vrouw ’t geld betaald. Ze zat in de keuken voor de tinkast. Daarna heeft hij de herberg verlaten om vóór zijn vertrek bij een vriend, Wolf Mozes, een kopje koffie te drinken. Daar ontdekte hij, zijn gebedenboek in de herberg te hebben laten liggen. Een dochtertje van Wolf is het gaan halen en kwam met de tijding thuis: in de herberg heeft een man zichzelf vermoord. 

De voerman Jan Geerts vertelt dat hij op zondagmorgen, even na 5 uur een zoopje gedronken ene een pijp tabak heeft gerookt. Vrouw Carier heeft hem bediend.
De vroedvrouw Jacobijn de Waal beweert, dat ze zaterdagnacht in het huis van bakker Noordhof aan ’t Damsterdiep was geweest en voor de deur had zitten praten met de schoonmoeder van de bakker. Tussen 12 en 2 uur had ze licht zien branden in het huis van vrouw Carier. Nog die avond worden de wed. Carier en Heero, verdacht van moord, gedetineerd in de gevangenis bij de A-poort.
De volgende dagen worden de weduwe en haar zoon geconfronteerd met Jacobijn de Waal, Jan Geerts en Mayer Nidele. Ze zeggen dat er die nacht geen licht heeft gebrand; dat zij Jan Geerts in het geheel niet kennen en dat de deur van de kamer waar de drie Joden sliepen n i e t  op slot was…

Helaas voor moeder en zoon komen er nog twee soldaten van de Compagnie van Kaptietin Lewe opdagen. Ze zouden Heero om 3 uur wekken. Hij wilden met zijn vriendje Eltje Stelmaker naar Winschoten. Heero had gevraagd wat voor weer ’t was. Regen, hadden ze geantwoord, en toen was hij weer naar binnen gegaan.
Later hadden de soldaten de dode zien liggen, rustig, alsof hij sliep, ’t hoofd tegen ’t beddeschot, handen op ’t lichaam, geen bloed aan de handen. Vrouw Carier had toen gezegd “de Joden hebben geen schuld – hun deur was op slot.”
Ondanks alle pogingen blijven moeder en zoon Carier ontkennnen iets met de moord uit te staan. Tot in november strekken de verhoren zich uit. “trek me lid voor lid van mijn lichaam, ik ben onschuldig”, zegt Heero. 

Begin 1741 neemt de zaak een definitief einde: dan wordt Heero Carier door de stadsbeul terechtgesteld. Mr de Sitter moet een milde man zijn geweest. Bij het onderzoek is geen gebruik gemaakt van pijnbank of folterwerktuigen, wat in die dagen heel gewoon was.
Gedurig vermaant hij Heero C. “zijn geweten voor God en mensen te ontlasten zijn zonde te bekennen.”

Afbeeldingsresultaat voor "steentilpoort"
Familie Car(r)ier/Cur(r)ier

Pieter Carier trouwde Marregijn Voncks (beiden van Groningen) op 1 november 1696 te Groningen.
Zij krijgen de volgende kinderen, alle geboren aan het Damsterdiep:
– Johannes, gedoopt 31 oktober 1697 in de Grote Kerk
– Heere, gedoopt 4 april 1700 in de Nieuwe Kerk
– Heere, gedoopt 28 augustus 1701 in de Grote Kerk
– Trijntjen, gedoopt 8 september 1702 in de Grote Kerk
– Louwijs, gedoopt 15 januari 1704 in de Grote Kerk
– Heero, gedoopt 3 december 1706 in de Nieuwe Kerk
– Elsebeet, gedoopt 13 oktober 1709 in de Grote Kerk
– Peter, gedoopt 26 december 1710 in de Grote Kerk
– Jantje, gedoopt 25 december 1712 in de Martinikerk
– Hero Carier, gedoopt 17 januari 1717 in de Martinikerk

Er schijnt nog een zoon te zijn, Tonnijs Jan Currier, die op 4 april 1721 met zijn a.s. bruid Margreta Voorenkamps een huwelijkscontract op laat stellen. Zijn vermelde ouders: Peter Curier en Margien Voncks. Van Tonnijs zijn geen doopgegevens gevonden.

Elsebeet trouwde met Peter Woortman, het huwelijkscontract is op 23 december 1729 opgemaakt, aanwezig waren broer J. (Johannes) Carier met zijn vrouw Magrieta Voorencamps en L. (Louwijs) Carier met zijn vrouw Aletta Deekens,

Johannes, bij zijn overlijden Jannes Carrier genoemd, wordt op 10 november 1742 begraven in Groningen, echtgenoot van Margrieta Vorenkamp.

Marregien Voncks

We komen de weduwe weer tegen in de Opregte nieuwe Groninger courant van 29 oktober 1743:  Er wordt een “Koorn Wint-Moolen” van Harm Hooveman aangeboden voor verkoop. De verkoping vindt plaats op woensdag 13 november 1743 om vier uur ten huize van de weduwe Carier aan de Grote Markt.

Eerder huwelijk Pieter

Pieter, ook wel Peter genoemd, was eerder gehuwd geweest met Trijntje Gerrits/Pieters. Zij krijgen twee kinderen:
– Trijntjen, geboren aan de Nieuweweg, gedoopt 10 april 1694 in de Grote Kerk
– Jacobus, geboren aan de Nieuweweg, gedoopt 2 april 1696 in de Nieuwe Kerk

 


Bronnen:
http://www.delpher.nl (Nieuwsblad van het Noorden 14 juni 1962)
http://www.allegroningers.nl
– www. beeldbankgroningen.nl
http://www.wikipedia.nl

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.